Dekkinsgraad Stippensioen hoogste van Nederland

10 september 2010

Hoe doen ze het, die pensioenfondsen met huizenhoge dekkingsgraden? Het blijft vaak giswerk, maar instappen op een dieptepunt helpt.

Voor veel werknemers was het even schrikken toen minister Donner van Sociale Zaken in augustus zei dat een groot aantal pensioenfondsen waarschijnlijk moeten gaan korten op de pensioenen omdat ze hun financiële huishouding niet op orde hadden.

Of een pensioenfonds naar behoren presteert (lees dikwijls: goed heeft belegd) en of het aan zijn pensioenverplichtingen kan voldoen, is te zien aan de dekkingsgraad. Die wordt uitgedrukt in een bepaald percentage. Wie als pensioenfonds onder de verplichte dekkingsgraad van 105 procent komt, heeft een probleem en moet dan in ieder geval een herstelplan indienen bij de Nederlandsche Bank (DNB) om de boel zo snel mogelijk weer op orde te krijgen.

Toch zijn er ook pensioenfondsen die het vorig jaar behoorlijk deden en daar ver bovenuit wisten komen. Wie toch ‘verzekerd’ had willen zijn van een goed pensioen, had het beste kunnen werken als uitzendkracht.

De Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (STIPP), die de uitzendkrachten vertegenwoordigt, had met 315,1 procent namelijk de hoogste dekkingsgraad van allemaal. Toch was dat – hoe gek het ook mag klinken – niet zo zeer te danken aan de uitzonderlijk goede beleggingsprestaties van het fonds.

‘De dekkingsgraad is hoog omdat het pensioenfonds veel jonge deelnemers heeft en weinig uitkeringsgerechtigden. Verder heeft het fonds een beschikbare premieregeling. Daardoor staat de hoogte van de pensioenen (nog) niet vast. Dat is afhankelijk van de opgebouwde kapitalen op de pensioendatum,’ zo liet de woordvoerder van STIPP weten. Goede tweede was het pensioenfonds van HAL, een investeringsmaatschappij, met een dekkingsgraad van 220 procent. Daar zouden ze verstand van beleggen moeten hebben, maar daar was niemand bereikbaar voor commentaar. Daardoor blijft het gissen waarom de dekkingsgraad van het pensioenfonds zo hoog was.

Vleeswaren

De nummer 3 dan? Dat was het Prepensioneringsfonds van de Vleeswaren- en de Gemaksvoedingindustrie (dekkingsgraad 190 procent). Ook daar speelden de beleggingsprestaties niet zo zeer een rol.

Voor prepensioenfondsen gelden namelijk iets andere regels. De verplichtingen lopen daar meestal tot aan de pensioendatum, waardoor de dekkingsgraad meestal hoger uitvalt.

De enige die wel enige victorie op beleggingsgebied durfde te kraaien, is de nummer 4 (177 procent), het Roba Pensioenfonds, voor werknemers in de metaalindustrie. ‘Ons geheim is onze conservatieve beleggingsmix. Zo hebben we geen aandelen gekocht in 2008, maar wel in 2009, toen de aandelenmarkt in 2009 zijn dieptepunt had bereikt’, aldus fondsvoorzitter Gerard de Roij. ‘Dit heeft onder meer geleid tot een hogere dekkingsgraad.’

Bron: depers.nl